Give me some, give me some

Dansen met Stratum

instinctiveneighbourhood

Guilherme Miotto en buurtbewoners Stratum Eindhoven
INSTINCTIVE NEIGHBOURHOOD
gezien: vr. 02.09.2016, Best of the Fest
door: Anna van der Kruis, www.echtanna.nl
in opdracht van: DansBrabant©

het genot van spreken zonder voorkennis

De middag na de première spreek ik in Pand P in Eindhoven vier amateurdansers uit het team van Guilherme Miotto’s Instinctive Neighbourhood. Alle vier even welwillend. Even enthousiast. Ik heb geen idee wat ik die avond van hen zal zien en dat vind ik prettig. Zij zijn de experts. Ik de leek.

Een dame maakt zich van de rest los. Ze heeft kort, wit haar en draagt een gebatikt shirt in gedempte kleuren. Roze, paars, geel. Ze steekt één van haar bleke, blote armen hoog in de lucht, terwijl ze naar me toe komt lopen. Alsof ze me wil laten zien dat ze het leuk vindt om gekozen te worden. Maar ik hoef haar niet te kiezen. Zij kiest mij. Ze komt naast me aan tafel zitten en stelt zich voor als Julia. Als ik dat na twee minuten alweer vergeten ben en dit enigszins beschaamd opbiecht, herhaalt ze haar naam zonder mij te veroordelen. “Julia,” zegt ze. Om er meteen aan toe te voegen, “net als die van Shakespeare.”

Julia is geboren in 1940. Ze woont niet in Stratum. “Maar dat moet je misschien niet opschrijven”, zegt ze. Ze heeft er wel gewoond. Haar hele jeugd. Het was er gezellig. Een echte volksbuurt. Er werden liedjes gezongen. “Het paardenhoofd staat aan de muur, dat soort dingen.” (Ik ken deze frase niet en ook een korte zoektocht via Google levert me niets op. Maar dat past Julia. Want dat ze een creatieve songwriter is, daar kom ik later achter. Als ik eenmaal in de zaal zit.)

“Ik heb een flinke hartkwaal”, vertrouwt ze me toe. “Dus al dat bewegen, dat ging niet. Maar ik kan wel zingen. Gui stuurt dat bij. Wanneer wel en wanneer niet. En er staat een stoel voor me. Het is een diverse groep,” zegt ze, “de jongste is zesentwintig en de oudste drieëntachtig. En die is fitter dan ik! Gui geeft ons allemaal fantasieën in. Dan zegt hij bijvoorbeeld: ‘Ga nou eens dansen als een heel klein kind dat heavy metal muziek leuk vindt. En op een gegeven moment word je een boze man. Of een sjamaan.’ In eerste instantie dacht ik: ‘Wat zijn we hier aan het doen?’ Sta-pel-gek. Dat is eigenlijk niet aan mij besteed. Ik moet het wel herkennen. Ik ben a-cultureel wat betreft van kunstwerken. Maar Gui geeft je iedere keer het gevoel dat het zo mooi is wat je doet. En hij knuffelt je ook vaak.”

Op dat moment komt hij binnen. “Hallo vriendje!” Roept ze tegen hem. En tegen mij zegt ze: “Kijk, daar is hij.” En dan omhelzen ze elkaar.

Jantine woont nu tien jaar in Stratum. Ze heeft nooit eerder op het podium gestaan. “Het is bijzonder,” zegt ze, “en ook wel emotioneel, dat mensen naar je zitten te kijken.” Tegelijkertijd voelt ze zich gedragen. “De genegenheid in de groep neemt toe. Het lichaam spreekt,” zegt ze, “en het ego verstilt. Het denken verstilt.”

In het begin was ze erg bezig met de structuur, was ze nog aan haar boodschappenlijstje aan het denken. Maar nu durft ze wel te bewegen. De structuur zit er wel in. Haar gedachten zijn verzadigd. En de groep is ook gegroeid. Ze durven elkaar nu te vertrouwen. Ze durven hun impulsen te volgen. Elkaar op te zoeken en enorme blunders te maken.

Vanochtend in de supermarkt raakte ze aan de babbel. Ze had zomaar tussen de schappen even kort over het project verteld. Die mensen wilden wel eens weten, van, waar kom je dan toe? Hoe uit je je? Gewoon daar gaan staan, had ze gezegd. En ga er maar voor. “En hoe dat dan verschilt, voor mij, of voor Sjaan van drieëntachtig, dat spreekt ze wel aan.”

Babs is de volgende die bij me aanschuift. Ze is achter in de zeventig. Ze doet me denken aan vroeger. Aan de leuke, jongere zus van mijn oma aan mijn moeders kant. Klein. Goedlachs. Een olijk gezicht met veel rimpeltjes erin. Maar dan Surinaams. Ze vertelt me dat ze het warm heeft gehad in de theaterzaal. “Nou,” zegt ze, “het was gewoon een sauna, echt waar, elke dag. Met die zware, zwarte doeken. Realiseren jullie je wel dat we twaalf dagen lang, elke dag, gratis sauna hebben gehad?” Zo heeft ze het tegen de groep gezegd.

Babs woont, net als Julia, niet in Stratum. Ze gooit het meteen op tafel, maar voegt daaraan toe: “Om je heel eerlijk te zeggen, mensen zijn toch ook overal hetzelfde? Het is universeel. De gevoelens. En hetgeen je uitdrukt. Zoals je het uitdrukt is persoonlijk. Maar wat je uitdrukt is universeel.” Ze heeft al een behoorlijke hoeveelheid podiumervaring. Maar er was niet eerder een repetitieproces zoals dit. “Dit is nieuw,” zegt ze, “deze man, hij blijft improviseren. Hij komt nooit tot een omheind plan. Hij zegt ook: ‘Het eind is open.’ Het is nog niet af. Dat moet je op een gegeven moment gaan begrijpen en gaan accepteren.” Toch heeft ze ook haar persoonlijke grens gevoeld. “Luister eens,” heeft ze toen geopperd, “wij moeten alle dingen die jij doet onthouden. Dat is moeilijk voor ons. Om dat allemaal te onthouden.” En de volgende dag was er een schema.

Als ik haar vraag naar het programmaboekje, waarin ik een zin las die me aansprak, namelijk dat het Guilherme’s overtuiging is ‘dat ieder lichaam een net zo persoonlijk als ego-loos verhaal te vertellen heeft’, reageert ze zonder na te denken: “Je ziel is niet persoonsgebonden. En het is je ziel die je blootlegt. Dat is iets groters dan het ego.”

Tot slot spreek ik Rob, hij is de enige man tussen twaalf vrouwen. (De dames zijn al naar boven. Er is veel gedoe geweest over een sleutel. Wie heeft die? Waar is hij gebleven?) Rob heeft geen haast. “Ik hoef alleen maar een shirt uit te trekken”, zegt hij.

Hij woont pas anderhalf jaar in Stratum. Toen hij de oproep zag heeft hij zich direct aangemeld. Het was vlakbij en het verhaal wat in de oproep verteld werd sprak hem aan. “Het is een goed verhaal”, zegt hij. “Een verhaal met tegenstellingen en tegenstrijdigheden. Dat maakt het humoristisch. Dat is eigenlijk in zijn algemeenheid hoe het werkt”, zegt hij. Een boek bijvoorbeeld is wat hem betreft pas leuk, als er ook ellende in zit. En daaraan voegt hij toe: “En ik hou ook van dansen. Maar geen dansen waar je stapjes bij moet doen. Dat kan ik niet.”

Stratum is divers zegt Rob. Eigenlijk is het hele land divers en de hele stad. Op mijn vraag of hij net als sommige anderen ook veel podiumervaring heeft antwoordt hij: “Ik was leraar. Ik heb ook wel een keer opgetreden met een bandje of zo, maar het belangrijkste is toch eigenijk wel dat ik leraar geweest ben. Daar ben ik een heleboel gene kwijtgeraakt.”

En dan moet ook Rob naar boven. Het is kwart over zes. Straks, om zeven uur, staat het publiek voor de deur.

instinctiveneighbourhood3

de voorstelling

“Ik-kom uit As-per-ling, waar-mam-mie de-pijp uit-ging, waar-pap-pie zich ver-hing, waar-o-ma-de-baan-op-ging, en-o-pa-die kon-t-niet-aan, die-liet zich te-wa-ter-gaan, en-al-le-neef-jes-en nicht-jes, die gin-gen er-ach-ter-aan.”

Julia staat onder een koplamp aan een touwtje. Alle dertien deelnemers staan onder zo’n lamp. Maar alleen die van Julia, helemaal links, is aan. Ze zingt. Het is een eigengemaakte moordballade. Een eigenzinnige tekst en een eigenzinnig ritme. 

Alle deelnemers wiegen. Een beetje in zichzelf gekeerd. Sommige dragen gympies met PVC zolen die op de balletvloer piepen. Een tengere, kleine vrouw met een strenge, donkere bob en priemende ogen maakt schokkerige uithalen vanuit haar middenrif en haar schouders. Haar armen schieten alle kanten op. Er zit een lichte trilling, een lichte beweging in haar nek, haar hoofd. Het zou op een onrustige persoonlijkheid kunnen duiden. Misschien zelfs wel op diepgewortelde schaamte. Op ongemak. Ik herken het. Deze vrouw zou zomaar een tante van me kunnen zijn of een zus. Zoals de meeste van deze performers familie van me zouden kunnen zijn. 

In een volgende mise-en-scène klinken harde salvo’s. Als geweerschoten. Een vrouw slalomt en ratelt er in vloeiend Frans doorheen. Ik versta woorden als: ‘C’est normal. On danse tout les jours. La dynamique du groupe. Ha! Ha! Eeeeehh, bonjour!’ En: ‘Du Stratuuum.’ Er is een liedje over rottweilers en SM. “Woef”, zegt Julia en de groep verwisselt van positie. “Woef.” En nogmaals. Niet veel later volgt een Engelstalig lied. Een samenzang.

“Hồ Chí Minh is a son of a bitch
I’m gonna kill him and his kids
I don’t know, but i’ve been told
Eskimo-pussy is mighty cold
Give me some – give me some”

Deze zomer zag ik in Zomergasten een fragment uit het werk van Alain Platel. Hij maakte een voorstelling met transseksuelen en travestie-acteurs. Breekbare, oudere mannen die op het podium vrouw worden, letterlijk gezien worden en opbloeien. Met veel make-up en grote gebaren. (Daarin, qua vorm, het tegenovergestelde van wat we vanavond te zien krijgen.) De voorstelling werd een hit. Hij toerde over de hele wereld. In deze kakofonie van Guilherme gebeurt op de een of andere manier iets vergelijkbaars.

Dertien mensen uit Stratum en omgeving krijgen een stem. Zij laten zich zien. En hoewel ik een deel van de tijd hoofdelijk volstrekt niet begrijp wat ze aan het doen zijn, intuïtief begrijp ik het best. Zij lijken iets gevonden te hebben. Ze zijn heel rustig in hun bewegingen en ze ogen alsof ze precies weten wat ze doen. Alsof ze precies weten wat ze tegen ons willen zeggen. Wat ze ons willen geven.

Rob staat middenvoor. Hij beweegt mechanisch. Als een Duracell konijntje. Er wordt door iedereen met knieën gewiebeld. En weer is er het piepen van de gympen. Boven de dertien gaan TL’s aan. Allemaal kijken ze strak voor zich uit. Behalve de vrouw die daarstraks in het Frans gerateld heeft. Zij kijkt naar het publiek en lacht een Colgate glimlach.

Vervolgens begint de hele groep te roepen. Als op een kamp. Of op een carnavalszondag. Joelend. Uitgelaten. Hard om boven een mash-up van strijkers en bekkens uit te komen. “Samenzijn… Is samen lachen… Samen huilen…”

Ze eindigen rechts op de vloer met hun ruggen tegen de muur. Als kleine meisjes en één kleine jongen low-fiven ze elkaar. Aan elke kant een ander. De tengere vrouw met de strenge, donkere bob lacht: ook als een meisje.

En dan is het rond. De dreigende puls van het begin is terug. Iedereen staat frontaal naar de tribune onder een nieuw, maar eigen lampje, dat zacht brandt en daarna dooft. Het applaus is genereus. Als het gestopt is, hoor ik één iemand voorzichtig zeggen: “Ik snapte er niks van. Het was een soort Biodanza…” En een ander, ietsje harder: “We dansen gewoon verder, hé!”

instinctiveneighbourhood2

 


Guilherme Miotto
IN MEMORY OF A PROJECTION, Korzo producties & DansBrabant
gezien: vr. 02.09.2016, Best of the Fest
door: Anna van der Kruis

de uitdrijving

Een uur later ben ik in het festivalhart naast de stadsschouwburg. De wanden van de daar speciaal neergezette theaterzaal zijn dun. Ik hoor de auto’s buiten.

Ik ben onrustig. Nog bezig met gesprekken die ik zojuist voerde, met restanten van gedachten van de dag die nog door mijn hoofd jagen.

Op de vloer zie ik de suggestie van een arena. Een cirkel met lage, smalle zuilen. Op elke zuil een serie lampjes, zoals op de kermis, maar zonder kleur. Er is geen muziek en nauwelijks licht.

Een meisje staat in het midden van de cirkel. Ze kijkt alsof ze erg dronken is. Zoals een puber zou kunnen kijken, vlak voor ze gaat overgeven. Haar bewegingen zijn schokkering, minimaal, ze kijkt naar haar eigen voeten.

Onwillekeurig schok ik mee. Zoals ik soms ook mijn kind blijf wiegen terwijl ik hem juist uit handen heb gegeven. Ik hoef niet mee te bewegen, maar ik doe het toch.

Er komt een tweede meisje bij. De eerste zijgt neer. De ander draait haar schouder, haar hoofd, haar knie naar binnen. Één lichtzuil gaat uit. Één lichtzuil aan. Ze hebben hun ogen dicht. Het is draaierig, ik voel mij draaierig.

Buiten de tent, blijft verkeer maar voorbijrazen. En er zijn flarden van muziek, die niet bij de voorstelling horen. Een beat. En dan komt een derde meisje op. Kwetsbaar zijn ze, met hun blote benen, hun open monden, hun struikelende, slepende manier van lopen, achteruit. Misschien is dit geen lopen, meer vallen.

Onschuldig zijn ze. Ze hebben fijne gezichtjes. Dicht ik ze onschuldigheid toe omdat ze knap zijn? Of zijn het hun rode plooijurkjes? Hun poppenogen die ongecontroleerd open schieten en weer dicht?

Twee meisjes gaan weg, eentje blijft er over, in het midden. Ze valt. Ademt zwaar. Steunt? Ik weet niet of het overgave is of verzet. Kijk ik naar een plaats delict? Een ongeluk? Iets dat vreselijk mis ging? Op de bal van de voet, met snelle, kleine stapjes, verlaat ze de arena.

De twee anderen keren terug. Ze spelen, boksen met gebalde vuisten, kruipen. Maar gemankeerd. Het is nog steeds dans, of misschien begint het nu pas als dans te voelen. Omdat ik dit stukje van de routine snap. De twee gelijke rode jurkjes. Een duet.

En dan zijn op alle zuilen de lichten aan. Zachtjes. En de meisjes, die zijn ook zacht. Ze wiegen, ontspannen, hun hoofden topzwaar, met drie tegelijk. Draaien om elkaar heen. Hun knieën slap, hun armen slap.

Het licht dimt verder. Springt van zuil naar zuil. Waar het uit is, is het nu donker. Waar het aan is, is het licht fel.

Buiten begint het te regenen.

Druppels die mij troostend in de oren klinken. De drie staan stil. Bij één meisje danst een lok haar. Bij elke uitademing, alsof ze hem wegblaast. En dan is er muziek, plotseling. Voor het eerst. Een gons. De ruis van een platenspeler. En iets machinaals. Iets dat piept en kraakt. Als een verroeste hijskraan die zijn kop draait.

Het licht blijft rondgaan en de regen buiten gaat harder.

Het geluid, een remmende trein. Een piepende vertraging. De drie, ze stuiteren. Shaken. Schudden. Het losse haar wild. De armen wild.

En dan is het enige wat je nog hoort hun adem. Ze staan op hun tenen. De koppies omhoog. De blik omhoog. De nek gestrekt, de monden open. Alsof het plafond zo dadelijk boven op hen zal vallen.

Ik heb deze meisjes in het begin van de avond buiten gezien. De drie blondines. Zacht in hun uitstraling. Lieflijk. En nu liggen ze hier. Te schokschouderen. Te spartelen. Te sterven.

De machinerie hapert.

Achter de regietafel zie ik Guilherme overleggen met de jongens van de techniek. Nauwelijks hoorbaar. Maar wild gebarend. Ook tijdens deze voorstelling blijft hij aan het werk.

De soundscape ondertussen, is pure horror. Ik fantaseer er zomaar een klassiek monster bij, een bek vol tanden, waar het kwijl van afdruipt. Bouwlampen flitsen in de gezichten van het publiek.

En dan bedaart alles. Het geluid. De lichten. De meisjes. Er staat er nog ééntje, midden in de arena. Ze draait. Rondjes. Eindeloos. Rondjes. Tot alle zuilen uit zijn en het licht koud wordt. Één grote lamp, van boven. En dan is het voorbij.

Het beeld sterft langzaam uit. En iedereen zwijgt. Ook de dertien. Ze zijn allemaal komen kijken.

‘De overtuiging dat een ervaring zich niet alleen in de hersenen nestelt, maar vooral in het lichaam’, lees ik in het boekje met het programma. Na afloop. Ja. Denk ik. De taal die in deze voorstelling gesproken wordt is volledig anders dan die van twee / drie uur geleden. En toch herken ik hem.

Want ook dit is Miotto.

 

In Memory of a Projection van Guilherme Miotto © Robert Benschop

In Memory of a Projection van Guilherme Miotto © Robert Benschop