Ruig, moedig en stoer.

Verslag Opening Dansmaand

DDAO Mini XL © Matthijs Klaassen

DDAO Mini XL © Matthijs Klaassen

Tilburg heeft met Marcelle Hendrickx een stoere wethouder voor cultuur. Als je je laat filmen in een hemd en legging van de kwaliteit ‘mag vuil worden’ en de filmer en het publiek meekijken als je toch met enige schroom je neerlegt op de verfmatten van Joris van Oosterwijk, heb je moed. Zo stoer als hun wethouder, zo eager waren de studenten van haar Tilburgse Dansacademie. Net als ik verloren in de enorme ruimtes van de schouwburg, wisten zij in ieder geval hun doel: de solo zien van Jan Martens, Ode to the Attempt.

Speech wethouder © Matthijs Klaassen

Speech wethouder © Matthijs Klaassen

De meiden die het gelukt was op de eerste rij terecht te komen kregen misschien meer te zien dan lief was.. Een van zijn pogingen, zijn meest geliefde zei hij, was  provoceren. De onderbroek uit dus, zwieren door de ruimte. Nu gaan er veel dansers bloot, maar dit was toch net even anders, een beetje als vroeger, onschuldig, de jongen in je klas die je probeert te laten schrikken. Ik zat te ver af om ze daadwerkelijk te zien, maar ik vermoedde pretlichtjes in de ogen van Martens. Hij leidde ons in zijn pogingen tot een choreografie steeds net even om de tuin. Lees de door hem getypte zin: ‘Perfection is borring’ en je begrijpt het.

Aan mijn gezelschap vertelde ik dat ik graag dans zie, omdat ik dan geen houvast heb. En dat ik dat een verrijking vind. Het dagelijks leven kan niet geleefd worden zonder een minimum aan houvast, of dat nou een huis is, een geliefde,  de orde(ning) van een huishouden of de (zekere) regelmaat van werk en sociale contacten. Ik ontkom zeker niet aan de ordening van de taal, die onwillekeurig en soms tegen wil en dank regeert. Jan Martens liet me in Ode to the Attemptwegglijden in een verleidelijk, intelligent, geestig en warmhartig spel met het publiek. In wat misschien vooral een portret was van hemzelf, uiteindelijk ongrijpbaar.

Napraten met Jan ©  Matthijs Klaassen

Napraten met Jan © Matthijs Klaassen

Veel minder onschuldig was een uur later The Dog Days Are Over. Het leek een meditatieve sessie te gaan worden. Gewoon, zeven dansers die in complete stilte, het zaallicht aan, perfect op elkaar afgestemde sprongetjes maken. Het unisono ritme van hun zolen op de vloer kruipt onder mijn huid. Ik fantaseer van alles bij die maar doorgaande en doorgaande dansers: over discipline en drillen, over de schoonheid en de griezeligheid van een zich als perfecte eenheid gedragende groep. Ik denk aan de opzienbarende performance in de jaren tachtig van Jan Fabre, waarin hij zijn dansers uur achtereen dezelfde bewegingen liet maken. Al is de toon van The Dog Days Are Over anders, het gaat hier minder om de macht (of het charisma, de goero-status) van de choreograaf en meer over de moed en ruigheid van de dansers zelf. Ik herken in Dogs andere voorstellingen van Martens en collega’s: het opzoeken van fysieke grenzen in de dans en trouwens ook theater lijkt te functioneren als een tegenkracht in een samenleving waarin het perfecte, schone, (haar en zweet is verboden) lichaam de norm is geworden.

TDDAO © Matthijs Klaassen

TDDAO © Matthijs Klaassen

Na zo’n half uur heb ik de neiging tegen de dansers te zeggen: houd op. Ik erger me aan die ene danser die als iedereen dan toch even bijna stilstaat, een heel klein beetje zijn been beweegt, waardoor de machine weer op gang komt. Stop dan toch, ik word naar van jullie steeds zichtbaar wordende uitputting. De choreograaf gunt ons even rust als  hij het gele kale licht laat uitgaan en hij de dansers hult in een vervagend, zacht geel en rood. Even worden zij iconen, ver van ons weg. Het duurt maar even. En dan komt die helse machine opnieuw op gang. Mooi kun je wat de dansers doen niet meer noemen. De perfecte unisono ordening stroomt weg in slordiger bewegingen. Het is nu puur nog een kwestie van volhouden. En weer stuurt Jan Martens me een andere kant op, naar de plek van de ongemakkelijkheid, van de herkenning: Ja, dat gebeurt als je over je grenzen gaat, als wij met elkaar over onze grenzen gaan. We verliezen iets, ik en wij samen. Of krijgen we er iets bij?

Als het danstalent zijn nieuwsgierigheid naar het werk van Jan Martens behoudt, komt het met de dans in Tilburg helemaal goed.

Tekst: Sonja van der Valk
Beeld: Matthijs Klaassen

Met dank aan B&B ‘Hoe maakt u het?’

Sonja van der Valk (1952) is de initiatiefnemer van het Domein voor Kunstkritiek. Ze schreef over theater, in het feministische tijdschrift Serpentine, De Groene Amsterdammer, en (het toneelvakblad) Toneel Theatraal. Maakte meerdere boeken. Bestuurde een tijdschrift, als redactie lid en eind –en hoofdredacteur van Toneel Theatraal . Bemoeide zich met de staat van de Nederlandse theaterkritiek – vanuit Theater Instituut Nederland, waar zij in 1996 ging werken.

Ze had een droom, en toen meer mensen haar droom bleken te deelden, een plan om aan te werken: een laboratorium en een academie voor kunstkritiek. In 2006 kon zij zich de directeur noemen van de Stichting Domein voor Kunstkritiek. Sonja is docent en adviseur van de Opleiding Theaterdocent (AHK) en voorzitter van het Nederlands Toneelverbond, dat jaarlijks de Marie Kleine- Gartman essay prijs organiseert.