Let the bodies talk

Essay over TOM – Karel Tuytschaever

 

© Joery Erna


Het uitzicht vanaf mijn terras op de zevende verdieping heeft, na het vallen van de nacht, iets unheimisch. Drie elementen zijn daar verantwoordelijk voor, hierna te noemen van redelijk naar ontzettend (unheimisch). Ten eerste is er die roze lichtstaaf in de verste verte. Lezers zullen hier direct uiteenlopende associaties bij hebben, maar het is was het is. Ik kan er niet over uitweiden. Ten tweede zijn de windmolens aan de linkerzijde van dit panorama voorzien van rode verkeerslichtjes. Evil eyes die onophoudelijk naar mij knipperen. Aan de rechterzijde, en dit wekt het soort wantrouwen op dat men alleen kan verkrijgen door enige affiniteit met series als CSI en Fargo, twee kleine raampjes waardoor je oranjegekleurde, flitsende lichten ziet. ‘En morgenavond bel ik aan, what the fuck is dat toch’. Aanbellen heb ik nooit gedaan, speculeren doe ik daarentegen al anderhalve maand.

In Antwerpen, en in andere steden, is licht een eindeloos toereikend communicatiemiddel. Donker wordt het nooit. En nu, door gewenning, speculeren en verbeelden, zit ik elke nacht even op mijn terras. Licht leidt af in het donker. Licht vraagt om projectie, het biedt de mogelijkheid om contouren te ontdekken. En ook al kun je vanaf de zevende verdieping geen details zien, toch vraagt dit uitzicht je om invulling.

Zo voelt TOM.

Uit de twee lichamen op het podium zijn de contouren moeilijk om uit op te maken. Er is weinig te zien vanaf hier. Twee lichamen verwelkomen ons, maar dat vergeet ik zodra het LED scherm begint te praten. Eigenlijk verwelkomt het scherm ons: TOM WELCOMES. Het praat en praat en blijft praten. Het stelt mij vragen over de twee lichamen op het podium. Wat ze zijn. Het geeft mij een lijst van opties, van woorden en adviseert mij om vast te houden aan dat woord, dat antwoord. Het antwoord in mijn hoofd, ‘a reflection’, geldt niet meer omdat het beeld van de twee lichamen continu verandert. Ook dat vertelt het scherm mij. Ik doe alles wat het scherm zegt, maar ik vergeet dat het scherm wordt bediend door de twee lichamen. Het is als praten met iemand met een televisie in de buurt. Je hoort wat er wordt gezegd, maar de bewegende pixels van het scherm roepen om je aandacht.

Zo lokt TOM in de val.

Je wordt uitgenodigd tot een gedachte-experiment, maar gedachten zijn hier niet gewenst. En elke keer denk je, fuck, ik ben weer aan het denken. Ik vind weer iets. Ik vind de een oud, de ander jong, de een ervaren, de ander onbezonnen, en niet perse dat de oude ervaren is en de jonge onbezonnen, helemaal niet, eigenlijk gaat deze voorstelling over de demonen van de een en de jaloezie jegens de ander, het is een coming-of-age verhaal voor twintigers en dertigers, generatiekloven gaan toch altijd over het denken over de een en er meer van verwachten en het denken over jezelf en er iets anders van hebben gehoopt of andersom en/of beide, en ik denk: ‘Wat heb ik van mezelf gehoopt?’

Je bereikt een punt waarop je in de trein, tijdens het luisteren naar het album Run the Jewels 3, door je vriendin, tijdens het kijken van The End of the F***ing World op Netflix, wordt gewezen op een grijze haar.

Je bereikt een waarop je niet meer in een adem de namen van je ex-vriendinnetjes kan opnoemen.

Het punt waarop je de verjaardag van je moeder vergeet.

Het punt waarop je je alleen nog kan herinneren dat je vorig jaar de verjaardag van je moeder vergat.

Je bereikt een punt waarop je de verjaardag van je dochter vergeet.

Je bereikt een punt van waaruit je het vorige punt niet meer kunt zien.

Je bereikt geen punten meer, en probeert dit goed te praten door te beweren dat je leven niet weer te geven is in een grafiek van een lijn met markeringen en dat men je met rust moet laten na negen uur ’s avonds.

’s Ochtends lees je in een opinieweekblad de volgende advertentie: ‘Wilt u een boek schrijven? Doe het nu. Straks bent u dood.’

Je bedenkt dat al je overpeinzingen tijdens het afdwalen in de voorstelling gaan over dood.

Zo ervaart TOM.

Met welke parameters kijk jij naar het lichaam van een ander? Of net zo interessant: naar je eigen lichaam? Als opdracht gaf een vriendin mij mee om elke dag iets over mijn lichaam te schrijven. Ik kan er veel over kwijt, maar om summier te blijven, citeer ik slechts de kernwoorden van zaterdag 21 april 2018: ‘Ilona + het kwabje’. Alsof er mensen zijn die over zich schrijven: ‘Sarah – het kwabje’. Of ‘Tom ± kwabje’, ‘Lotte > kwabje’, ‘Mark = kwabje’, ‘Max kwabje2’.  Je begint kwabjes te zien bij anderen (‘Vreemde + kwabje’). Je begint ze van elkaar te onderscheiden, niet alle kwabjes zijn hetzelfde. Aan het einde van de dag speculeer je naar je eigen positie op het continuum van kwabjes. Je besluit ergens in het midden te zweven, ergens tussen geaccepteerd en ongeaccepteerde kwabjes. Je zegt tegen jezelf: morgen ga ik sporten.

TOM is.

De afgelopen weken dienen de gebeurtenissen zich aan volgens de wetten van een macht die buiten je controle ligt. In je hoofd is het kalm, je laat de dingen los. Je denkt niet meer aan kwabjes. Je kwam een oud-geliefde tegen, de eerste keer sinds de laatste keer. Je kwam een oud-collega tegen en eigenlijk wil je langer praten, maar buiten staat een vriend op je te wachten. Met hem voer je daarna een gesprek dat je ook niet had willen missen. Het is prettig om te merken dat een relatie kan bevriezen in de tijd en dat het ontdooien ervan je eraan herinnert hoe vaak je je al ergens hebt thuis gevoeld. Je voelt je thuis, omdat je lichaam het andere lichaam herkent. Het is vergelijkbaar met het moment van verhuizen en het vinden van oude foto’s: je ervaart weer het gevoel dat je had waardoor je het op dat moment nodig had gevonden om foto’s te maken. Of: het doorbladeren van een boek en alleen de passages lezen die je tijdens het lezen markeerde. Of: fietsen door een stad waar je al heel lang niet meer hebt gefietst en beseffen dat je lichaam nog een groot deel van de stad herkent. Je vraagt je af wat de opslagruimte is van je lichaam. Je vraagt je af hoe vaak je op je hoofd vertrouwt. Je vraagt je af wat dat ding is tussen je oren.

Geluiden zwellen aan, een hoorn klinkt, in het midden van een platform wordt een rots ontsloten waarop een jonge god poseert. TOM haalt hem neer.

Essay van Ilona Roesli na het zien van de voorstelling TOM van BARRY/Karel Tuytschaever  op 9 mei 2018 in Zuidpool, Antwerpen (BE). Ilona Roesli was eerder 1 van de deelnemers van Schrijfcursus Dans & Durf, een project voor creatieve schrijvers die nieuwe woorden durven zoeken voor dans, door Domein voor Kunstkritiek & DansBrabant (sept. 2017 – jan. 2018).