Botsende kaders

Eindessay Oktober Dansmaand 2016

Domein voor Kunstkritiek blogt in opdracht van Tilburg Dansstad over de Dansmaand
Tekst: Wendy Lubberding

Wat we verwachten van dans

Dans kan van alles zijn. Het kader van dans als uitingsvorm of kunstvorm is breed en flexibel. Met als thema ‘Challenging the Frame’ trok de Dansmaand in Tilburg afgelopen oktober dan ook als een bonte optocht door de stad. Van vloeiend en oogstrelend ensemblewerk bij Introdans tot een indrukwekkend stuk voor twee sterke vrouwen bij Jelena Kostic; van een breakdance Sneeuwwitje in de schouwburg tot twee in slow motion voortbewegende dansstudentes in de winkelstraat.

Maar ongeacht de vorm die de dans aanneemt of de plek waar ze wordt gepresenteerd, bij het opvoeren van en het kijken naar dans, speelt ook een ander kader een rol: dat van de verwachtingen. Kijker en performer komen tijdens een voorstelling ieder met zijn eigen verwachtingen bij elkaar. En binnen een breed en divers programma als dat van de Dansmaand is de kans op een verrassing groot. Is het erg als wij als dansmakers en danskijkers op zulke momenten botsen en elkaar niet begrijpen? Volgens mij alleen als we dat botsen zien als een eindpunt. Maar zie die initiële botsing als een startpunt. Als wij tegelijk, daar in die zaal, of op straat, door die plotselinge schok alert zijn en direct op elkaar reageren. Dan is er contact. Dan resoneert het werk tussen onze lichamen en ervaren we een uniek soort intimiteit. Zo vatte ik ‘Challenging the Frame’ op: de Dansmaand speelde met de kaders van wat dans is en met de verwachtingen van kijkers en makers.

Terugkijkend valt het getoonde werk, dwars door alle genres die op het programma stonden, in twee soorten uiteen. Aan de ene kant is er werk dat de verwachtingen van wat dans is met graagte inlost; aan de andere kant is er werk dat op de één of andere manier aan die verwachtingen morrelt. Met weerbarstig dansmateriaal, zoals Guilherme Miotto doet in LEGBA, waarbij je aanvankelijk al kijkend zoekt naar wat de danseressen te vertellen hebben maar uiteindelijk niet anders kunt dan je overgeven aan wat je overkomt. Of door dans in een onverwachte context te plaatsen zoals de studenten van de Fontys Dansacademie doen in Making Space: theatraal bewegingsonderzoek in de winkelstraat. Waarbij je, heel anders dan bijvoorbeeld bij een groep b-boys die trots hun killer moves tentoonspreiden, niet alle uitingen herkent als dans. Je loopt langs en soms bedenk je pas naderhand, “wacht eens even…wat zag ik nou gebeuren?”

Zondag 16 oktober, halverwege de maand. Het Tilburgse gezelschap Vloeistof brengt op straat een verstilde stedelijke interventie die zich met grote spiegels focust op onze omgang met de ander, terwijl choreografiestudenten Piet Vandycke en Kelly Vanneste zich even later binnen in de kleine zaal van Theater De NWE Vorst in een badkamerdecor op hilarische wijze verhouden tot alles wat gênant is aan het menselijk lijf. Na hen is het in de grote zaal de beurt aan het Duitse Phase Zero. Met een psychologe en een componist in de gelederen maakte het gezelschap een door muziek voortgestuwde dansvoorstelling die handelt over groepsprocessen: Side by Side.

Het kader hier is kraakhelder: met projecties op de achterwand laten de makers zien waar in het proces de groep zich bevindt. ‘Phase zero’, ‘phase one’, en zo verder bij elk nieuw deel. Heel zorgvuldig beelden de dansers hun emotionele reis uit. Een terugkerend beeld is dat van een groepssessie, waarbij de dansers in een wijde cirkel op stoelen zitten. Iedere danser heeft zijn archetypische rol binnen de groep. Zo er is er eentje, een grote lange danser met een droevig gezicht, die zich steeds gekwetst voelt. Zijn armen schieten in deze sessies regelmatig woest wanhopig richting hemel. Een ander wil de leider zijn, een derde probeert altijd maar weer de boel bij elkaar te houden. En er is een indringer, een nieuwkomer: haar opkomst zorgt dat het hele proces weer van voren af aan kan beginnen. Elk deel kent een eigen muzikale omlijsting die de ontwikkelingen in het gedanste groepsproces nadrukkelijk illustreert. Maar vanaf halverwege phase two weet ik wel zo’n beetje waar dit naartoe gaat en begint de sterk sturende muziek me dwars te zitten. Alles wordt door de voorstelling al ingevuld. Ik snak naar wat ruimte om zelf betekenis toe te kennen. Ik mis spanning. De groep op de vloer volgt alleen het  eigen groepsproces en verwacht daarbij geen actieve rol van de kijker.

Helemaal interessant qua verwachtingen kan het worden wanneer sprake is van een crossover tussen twee verschillende danswerelden. Dan kunnen twee verschillende danskaders bij elkaar komen, en dat prikkelt de nieuwsgierigheid.

In de laatste week van de Dansmaand presenteert Sample Culture van Johnny Lloyd en Andre Grekhov het stuk Other Tales from the Underground. Afkomstig uit de urban dance, zetten zij in 2014 de stap naar het theater. Wat is dans binnen de wereld van urban? Wat doet dans binnen de cultuur van de straat? En als je dat in de theaterzaal plaatst, wat gebeurt er dan? Dans van de straat heeft vaak een sterk improviserend en sociaal karakter; interactie en contact met elkaar als dansers en met de omstanders vormen een integraal onderdeel. De dansers dagen elkaar uit en laten zich uitdagen. Ze zijn geconcentreerd maar staan open voor wat er om hen heen gebeurt. Het is dans maar ook vertoon, stijl, swag. Het is expressie en plezier in de fysieke beheersing, maar bevat ook een competitief element.

Nu zit het publiek in het donker, terwijl op de vloer in het licht de dansers hun show neerzetten. Wat we zien is een reeks soms indrukwekkende moves en meer als scène gemaakte delen rondom de rol van technologie in ons alledaagse leven. In het in basis urban dansmateriaal zijn voorzichtig wat dramaturgische vormelementen gemixt. Maar wat opvalt is dat de voorstelling wordt uitgevoerd met een haast ongemakkelijk serieuze intentie. De gezichten blijven voortdurend in de plooi, de bewegingen blijven sereen en clean. Met ontbloot bovenlijf toont eerst Lloyd zijn skills, in een weemoedig duet met mededanser Nemo Oeghoede, daarna volgen hun mededansers een voor een. Maar hoewel Liam McCall bijvoorbeeld prachtige lange armen heeft voor de hoekige arm- en handbewegingen van het tutting, veroorzaakt zijn komst geen verschuiving van de focus op de vloer. En hoe plezierig het ook is om naar energiek lindyhoppen te kijken, Ksenia Parkhatskaya is meer een instrument voor de dansbewegingen dan een persoonlijkheid waar de vier mannen mee moeten omgaan. Die laag van interactie wordt niet aangeboord. Daardoor blijft de energie vlak. Het blijft muisstil in de zaal en de dansers lijken zich terug te trekken in hun bewegingen en achter de vierde wand.

Net als in Side by Side ontbreekt het in Other Tales from the Underground aan contact tussen de performers onderling en met het publiek, een gebrek aan natuurlijke flow tussen wat er gebeurt bij de dansers en wat er gebeurt bij de kijkers. Het lijkt zelfs of de performers er hier gebukt onder gaan, zo weinig spontaan is hun presentatie. Valt die  uitwisseling van energie die urban vaak zo aantrekkelijk maakt voor hen buiten het kader van hedendaagse dans? Het thema van de Dansmaand, niet voor niets Challenging the Frame, nodigt in mijn optiek juist uit tot een extra scheut urban swag in deze mix.

Dat verwachtingen ook overtroffen kunnen worden, zie ik bij Arno Schuitemaker. Opnieuw in de grote zaal van De NWE Vorst zijn zijn dansers op de vloer aan het werk. Vanuit een diep donker zijn de drie in een subtiel patroon van draaiende bewegingen onderweg: vanuit hun uitgangspositie linksvoor op de vloer bewegen ze zich tergend langzaam tollend via de linkerkant, de achterwand en de rechterkant de hele vloer over. Ik zit daar met het bekende verwachtingsvolle gevoel. Benieuwd naar waar ze zullen uitkomen. Benieuwd naar wat er nog zal gebeuren voordat ze daar zijn. Maar ik moet wachten. En wachten. Het is alsof I will wait for you nooit eindigt. De blikken van de dansers zijn aanvankelijk niet te vangen vanwege het donker, en ook lang nadat het licht is opgekomen is er geen kans de gezichten te lezen; niet alleen tollen de lichamen telkens van het publiek en van elkaar weg, de aandacht van de dansers blijft ook heel lang naar binnen gericht.

Met het uitgekiende spel met licht, de uit kleine stappen opgebouwde progressie in de bewegingen en de repetitieve beat speelt de voorstelling een geduldig en zorgvuldig spel met alle zintuigen, inclusief mijn gevoel van tijd. En met de verwachtingen. Het moment van verlossing wordt uitgesteld. En uitgesteld. Het blijft net zo lang uit tot ik geloof dat ik er vrede mee heb. En pas dan komt het alsnog, en kijken de dansers en hun publiek elkaar aan met een blik die dankzij dat inspannende spel iets heel intiems heeft. Zo bevecht de voorstelling op intrigerende wijze de band met het publiek. Met die slotscène als schitterende beloning, waarin echt contact ontstaat.