OP ZOEK NAAR HOUVAST

Essay over Portraits and other stories

© Miquel de Jong

© Miquel de Jong


Tekst: Lotte Wijers

Een grijze man alleen, op de rug gezien, strekt zijn hand boven zijn hoofd uit. Omringd door duisternis wordt hij door een wit schijnsel uitgelicht. De man zit naast een paal op een grote, zwarte verhoging met twee donkere hellingen. Rechts vooraan op het toneel hangt een touw van het plafond tot de grond. Als vijf andere (jongere) mannen de hellingen opkomen verandert de sfeer. Er komt licht, warmer licht. Zij wervelen om elkaar heen en vormen in rap tempo een kluwen van mensen. Ze draaien om elkaars as, buitelen over elkaar en zwieren om de beurt om de paal. De man is opgestaan en richt zich tot de anderen, reikt zijn hand naar hen. Hij verandert steeds van richting, omdat iedereen om hem heen zo snel beweegt. Met een arm om zijn middel wordt hij meegeleid. Er zijn omhelzingen. Is hij een oude bekende? Zijn deze mannen familie van elkaar? Beste vrienden? De aanrakingen zijn warm en vertrouwd.

De dansers springen en buitelen door de ruimte en over de verhoging, waar zich een trampoline bevindt. Dit gebeurt met veel energie en acrobatische bewegingen die versmelten met dansbewegingen over de vloer, via de paal en stuiterend op de trampoline. Een jongeman klimt en draait razendsnel in en om de paal. Een ander klimt even gesmeerd in het touw en spiegelt soms de beweging van de danser in de paal. De oudere man beweegt aan de rand van de trampoline met uitgemeten, grote, stijve passen. Het komt over als een bewerkelijke uitdaging om te lopen. Deze man maakt vaak gebaren en wijst dingen aan. Verschillende dansers laten zich onbevreesd vallen op de trampoline. Soms zijn er tweetallen die elkaar ondersteunen, optillen of neergooien, andere keren wordt er door drie of vier man synchroon bewogen. Er zijn momenten waarin iedereen op zijn eigen manier beweegt; in een eigen wereld lijkt, als verdoofd of verward. Om dan plots weer eenstemmig samen te komen. Ronde, vloeiende, draaiende bewegingen. Strakke blikken. Lachende gezichten. Concentratie.

Op de achtergrond verschijnt in zwart-wit het beeld van een steen. De mannen bewegen op de trampoline, met een minutieuze timing wisselen ze precies af wanneer de een zich hoog vanaf de paal op de trampoline laat vallen en de ander daar wegrolt. Even vraag je je als toeschouwer af of het wel goed gaat, of ze elkaar niet gaan raken en bezeren. Maar het oogt losjes en je vergeet snel hoe uitgekiend alles wel niet moet zijn. Ik kijk ernaar als een zwerm spreeuwen; vol verwondering hoe die coördinatie toch werkt, maar ook mijmerend. De steen beweegt heel langzaam, wordt traag groter en kleiner. De dansers genieten de gewichtloosheid. Groter, hoger, harder, sneller. Troeven ze elkaar af of spelen ze een spel? Ik zie durf, opschepperij, vitaliteit, onstuimigheid, kracht en vrijheid. De steen ademt nog steeds.

Ik zie pesterijen van mannen. Grapjes zoals een gevallene de hand reiken, maar hem uiteindelijk toch niet helpen. Over elkaar heenlopen en elkaar wegduwen. Een jongen wordt bij de nek gegrepen door een andere danser, die hem hardhandig door de ruimte beweegt door zijn hoofd naar beneden te drukken of zelfs zijn hoofd tussen zijn arm en oksel te klemmen. Oefenen deze mannen macht uit over elkaar? Of lijkt dat maar zo? Of heeft de één slechts macht over de ander als die tweede zich onderwerpt? Ik denk: een denkbeeldige macht. De klok tikt. Later klinkt er koorzang en zijn er twee duo’s waarin de ene man de ander op de schouder tilt en in een langzame, draaiende beweging ondersteunt. Het ondersteunde lichaam kronkelt om de ander en raakt daarbij nooit de grond. Tedere bewegingen met raak geplaatste handen, waarbij je af en toe de draad kwijt raakt welk ledemaat van wie is, omdat twee mannen één vorm worden.

Ik zie verwondering, wanneer de oudere man naar de jongen kijkt die soepel en krachtig in het touw naar boven kronkelt. De man reikt met open mond zijn armen uit naar de jongen, alsof hij zijn beweging wil aanmoedigen. De jongen pakt hem bij de armen en tilt hem op. Een kwetsbaar duet volgt; de grijze man kan nu zwevend vrij bewegen in de lucht. Op de verhoging wordt daarentegen een jongen beperkt in zijn vrijheid, wanneer de groep zich tegen hem keert. Ze duwen en trekken aan hem en gooien hem naar beneden. Hij landt met zijn handen en voeten op de grond, met zijn navel de lucht in. Één van de mannen gaat op zijn buik staan en loopt dan letterlijk over hem heen. Er wordt uitgedaagd en afgetroefd. De jongen over wie eerder heen werd gelopen, gooit op een gegeven moment bruut een ander op de trampoline. Die veert terug. Dit herhaalt zich vele malen, steeds agressiever, totdat het slachtoffer slap wordt en valt. Hij blijft bewegingloos liggen. Later raast de grijze man wild door de ruimte, terwijl hij met zijn armen de rest wegmaait. Sommigen reiken naar hem uit, maar de man duldt geen ondersteuning.

Voortdurend word ik meegesleurd in situaties, om flarden van verhalen te zien. De mannen mogen elkaar soms belemmeren, toch zitten ze elkaar niet altijd in de weg, want vaak brengen ze elkaar tot adembenemende hoogtes. De verhoudingen tussen de mannen onderling wisselen en de sfeer verandert steeds, waardoor ik niet één verhaal als geheel zie. Wat dan wel? Ik zie en voel de worsteling van mensen om om te gaan met anderen. Hoe verhoud je je tot elkaar? Hoe behandel je de ander? Hoe blijf je bij jezelf in een groep? Hoe ga je ermee om als je lichaam verandert? Hoewel dit lastige vragen zijn, vind ik in dit stuk een licht antwoord: je hoeft niet te zoeken naar een enkele manier; er is meer mogelijk dan je denkt. Soms reikt iemand jou de hand, soms moet je het zelf doen. Ja, het leven en het lichaam zijn kwetsbaar. Maar zolang je leeft, kun je als je valt altijd weer opstaan. Portraits and short stories biedt een caleidoscopische blik op de samenleving. Het toont ons de kracht en veerkracht van de mens.

Essay naar aanleiding van Portraits and short stories van Panama Pictures, gezien 9 februari 2015 (generale repetitie), Verkadefabriek,
‘s-Hertogenbosch.