Er zijn overal ogen

Dans & Durf – Essay over Siri Loves Me

Siri Loves Me @ De Nederlandse Dansdagen © Francoise Bolechowski

Siri Loves Me @ De Nederlandse Dansdagen © Francoise Bolechowski

EEN VOORWOORD
Ik zie Siri Loves Me van choreograaf Katja Heitmann twee keer. Een keer op zondag, tijdens de Dansdagen in Maastricht, in winkelcentrum Entre Deux. Op dat moment regent het buiten. En een keer op de zaterdag die daarop volgt, tijdens de Tilburg Dansmaand, op het Pieter Vreedeplein. Het is dan zonnig. Zo warm zelfs, dat ik zonder jas buiten loop.

Siri Loves Me is geen traditionele dansvoorstelling. Ik zou het eerder een happening noemen, of een interventie. Je ziet vijftig pubers die een strakke choreografie uitvoeren in een winkelgebied.

De enkels bloot.
De sokjes kort.
Groen, fel – neon.
Roze.
Geel.

De broeken – grijs.
De rokjes – grijs.
De leggings – grijs.
De truien – grijs.

SYNCHROON
Ondertussen is er ook iets anders aan de hand. Er is een meisje kwijt. Ik ben met haar bezig als met mijn bonnetje van de garderobe tijdens een reguliere voorstelling. Het doet er niet toe als je in de zaal zit. Maar de angst dat haar geliefden haar nooit meer terug gaan vinden is genoeg om er de hele tijd aan te denken.

EEN HERINNERING
Het gekke van herinneringen is dat ze veranderen als we ze ophalen. Elke keer dat we ergens aan terugdenken, passen we het beeld in ons hoofd een klein beetje aan.

Ik herinner me een meisje dat ik mooi vond in een winkelcentrum in Maastricht. Haar borstjes de grootte van mandarijntjes. Een lichtgrijze trui. Blond haar, naar achteren gebonden in een staart. Een karakteristieke neus, waardoor ze me en profil deed denken aan een illustratie in een kinderboek. Een tekening van Joke van Leeuwen.

Ik herinner me een jongen met een puntzak friet, tegen de pui van een winkel aangedrukt. En nog een jongen naast hem. Ze waren met z’n tweeën. Maar alleen één van de twee at.
Ik herinner me een hondje.

Ik herinner me een iets ouder meisje op de grond. Haar kleding hetzelfde soort grijs als de tegels van het winkelcentrum. Haar haren uitgewaaierd op de grond. De ogen wijd open, tranen over haar wangen. Alsof ze toevallig op die plek achtergelaten, weggegooid, vergeten was.

Ik weet dat de beweging van de oogleden, ook onderdeel is van de choreografie. Dat zelfs het opensperren is afgesproken.

HET NIEUWS
Het is donderdag.
Vijf oktober.
Er wordt gedregd.
In een park, in een vijver.
Mensen in witte pakken, grote bouwlampen, rood-wit afzetlint. Op social media is het via de lokale omroep live te volgen.
De verslaglegging is te vergelijken met die van koningsdag, er is niets te melden en toch worden er door verstandige types in een studio vragen gesteld, iedere keer als er een stilte dreigt te vallen. “Daar is niets over te zeggen.” En: “Daar is nu nog niets over bekend.”
Ik kan niet stoppen met kijken.
Ik begrijp niet hoe dat komt.
Waar ik op wacht.
Het commentaar onder de livestream is divers.
Sommigen condoleren nabestaanden.
Andere corrigeren dat, het is niet gepast.
Het meisje is nog niet gevonden.
Dus niet dood.

Het is donderdag.
Twaalf oktober.
Ze is gevonden.
Om het leven gebracht.
Op de plek in het bos waar de dader haar achterliet, geen livestream.
Wel is er die ochtend een helikopter overgevlogen, met een fotograaf erin.
Niet al het beeldmateriaal dat hij in opdracht van de media heeft geschoten mag, aldus justitie, worden vrijgegeven. Maar er is in elk geval toch iets, een luchtshot met witte pakken en een hoekje van een trailer, voor in de krant. Het komt op de voorpagina.
Ze is twee weken kwijt geweest, ze is belangrijk nieuws.

EEN OBSERVATIE
Ik ben op het Pieter Vreedeplein in Tilburg.
Ik kijk en schrijf.

Het plein is omringd door toeschouwers.
Niemand durft hier nog doorheen te lopen, denk ik.
Toch wel – ze blijft temidden van al die blikken staan, de oude vrouw met het korte grijze haar en de rode shopper.

Het meisje met de neus.
De kleine borstjes.
Ik weet niet hoe ik haar anders moet omschrijven.
Ze is mooi denk ik.
Maar ook kwetsbaar.
Want haar neus is het eerste wat ik zie en zij krijgt dat vast heel vaak te horen.
Ik wil haar daartegen beschermen.
Ik wil haar geen pijn doen.

Een man met een camera tikt met een stok tegen mijn been.
Ik sta hem in de weg, versper zijn uitzicht, of dat van zijn lens, dat weet ik niet. Ik doe een stap naar achter.

“Mamma, wat is dit?”
“Ik weet het allemaal niet schat.”

Het trillen van benen, handen, buikspieren.
Het omhoog houden van hoofden.
Liggen.
Vallen op straat.

Één mond een klein beetje open – de glinstering van zonlicht op een plaatjesbeugel.

Zij, helemaal achteraan, opent haar ogen – ze huilt.
Er lopen tranen over haar wangen, bedoel ik.

Een jongen met gips om zijn pols.
Er is met benzinestift opgeschreven.
Namen en kusjes.

Ogen open.
Ogen dicht.

Ze lopen richting traverse.
Richting MediaMarkt, richting Cofee and Donuts, richting roltrappen. Ze zijn bezig te verdwijnen. Als de laatste druppels van een onverwachtse bui.

EEN CITAAT – UIT: SIRI LOVES ME
Er zijn overal ogen.
Er zijn geen ongemoeide plekken meer.
Waar kunnen wij nog over dromen.

EEN GEDACHTE
Een heel land heeft zich het verdriet toegeëigend om een meisje dat schuilde tijdens een hevige septemberregen. Zij komt daar niet mee terug.

TROOST
Ik heb met een vriendin afgesproken in een café.
Ik herinner me dat zij lang geleden een keer vertelde dat ze verdrietig was dat ik haar nooit iets vroeg.
Ik herinner me, jaren later, mijn interesse in een werkreis die zij maakte. Ze had het niet leuk gehad. Ik was zo jaloers op het idee – voor je werk naar een ander continent – dat ik het nauwelijks hoorde.

Na een tijdje hebben we het erover.
Het nieuws.
Ik vertel haar dat ik het gevonden meisje zelf niet kende, maar dat ik best een hoop mensen in mijn omgeving heb die haar wel kenden. Dat ik bij een van hen, nadat zij gevonden was, een reactie heb gepost op facebook. Dat ik niet zo goed wist, hoe dat moest.

“Ik heb een jaar in de rechtbank gewerkt,” zegt ze. “Dit incident met deze man, dat is een uitzondering. Wij moeten daar niet bang voor zijn. Zoiets gebeurt bijna nooit.”
Ik knik.
Kruip iets dichter tegen haar aan.

Essay van docent Anna van der Kruis n.a.v. Siri Loves Me van Katja Heitmann. Geschreven ihkv Schrijfcursus Dans & Durf, een project voor creatieve schrijvers die nieuwe woorden durven zoeken voor dans, door Domein voor Kunstkritiek & DansBrabant (sept. 2017 – jan. 2018).