Dans verwoorden, woorden dansen

Eindessay Dans & Durf – Ilona Roesli

Publiciteitsbeeld film Black Swan - Regie: DarrenAronofsky

Publiciteitsbeeld film Black Swan –
Regie: DarrenAronofsky


Beluister hier drie Dans&Durf-audioverhalen van Ilona en twee andere schrijvers.

De afgelopen maanden heb ik mij samen met een groepje andere schrijvers bezig mogen houden met het schrijven over dans, op voorwaarde dat we geen recensies mochten schrijven. De organisatoren van dit schrijftraject waren met deze voorwaarde Het Parool een paar maanden voor. Deze krant kondigde eind december aan te stoppen met het geven van sterren bij recensies. En dat is een mooie ontwikkeling, omdat het aantoont dat kunst recenseren meer kan zijn dan een kwantitatieve beoordeling. Het toont aan dat woorden niet begeleid hoeven te worden door absolute waarden.

In de fysica bestaat er zoiets als een natuurconstante: grootheden die niet van waarde veranderen, zoals lichtsnelheid in vacuüm, de Bohrstraal en het absolute nulpunt. In de kunst daarentegen vind je meer ambuïgiteit. Om te beginnen is er in de kunst al de vraag: wat is kunst? En ook: wat is een goede film/schilderij/installatie? Van het absolute nulpunt weten we het antwoord (−273,15 °C = 0 K), maar over Jeff Koons’ Balloon Dog zal niet iedereen het eens zijn met diens uiteindelijke verkoopprijs van 58,4 miljoen dollar op de veiling van Christie’s. Van definities tot prijskaartjes: in de kunsten is er niets bepaald. Dat wat jij vindt of waarneemt is voor een ander waarschijnlijk niet hetzelfde.

Schrijven over dans is als een grap navertellen en eindigen met: “je had er bij moeten zijn”. Dansvoorstellingen willen vatten in woorden blijven slechts pogingen achteraf. Dat betekent niet dat we het niet moeten proberen. Dat betekent niet dat we de taal van de dans slechts kunnen overlaten aan danswetenschappers of moeten verzanden in woordenloze gemakzuchtigheid als “dans is dans, daar valt geen taal aan vast te knopen”. De vraag is niet wat dans is of wat de waarde — ook wel, naar frustatie van sommigen, ‘het nut’ — van de dans is, maar welke universele waarden een kijker kan abstraheren uit het getoonde. De poging om woorden te geven aan een kijkervaring betekent die ervaring op waarde te kunnen schatten en juist die waarde kan een universele waarde zijn. Enerzijds zou je als danswetenschapper, danser of andere vorm van expert binnen het domein van de dans de taal of het jargon kunnen aanhouden die het medium in ieder geval theoretisch kan benaderen. Anderzijds kun je een eigen verhaal, interpretatie of betekenis construeren die gebaseerd is op jouw kijkervaring. Een poging tot dit schrijven blijft een vrije val in het dal die tussen twee talen ligt: die van het schrift en die van het lichaam. Wat we natuurlijk wel kunnen beschrijven is die vrije val.

Dat het de moeite waard is om een dansvoorstelling na te bespreken is vooral van toepassing bij de voorstelling Siri Loves Me van choreografe Katja Heitmann. Die voorstelling navertellen zal niet meer ontsluiten dan: “een serie minimale bewegingen op een soundscape gebaseerd op voornamelijk hoge tonen, uitgevoerd door jongeren in grijze uniforms”.  Die sequenties echter, hoe minimaal ook, leggen een wereld bloot die een dubbele kijkervaring oproept. Tijdens de voorstelling, die zich afspeelde op een plein in het winkelhart van Tilburg, hoor ik een vrouw zeggen: “ik word er heel akelig van, ik trek het niet zo goed”. Terwijl ik daarvoor een jongen hoor vragen: “papa, denk je dat er nog iets gebeurt?”. Beiden hebben een volstrekt andere ervaring: de vrouw loopt van akeligheid weg en de jongen voelt noch akeligheid in de muziek noch ziet hij akeligheid in de bewegingen.

De verveling van de jongen kan worden verklaard door de eenvoud of misschien wel de precisie in de rechtlijnige opstelling van de jongeren. Door de trage bewegingen die zij maken vormen zij een eiland van rust. De akeligheid daarentegen geeft aan wat het effect kan zijn van uniformiteit tengevolge van een wereld waarin iedereen naar elkaar kijkt — niet voor niets wordt er aan het einde in de soundscape ook gespeeld met de zin “there are eyes everywhere”. Deze opgeroepen wereld is zowel dystopisch als kalmerend. Bovenal is het een hedendaagse realiteit waar Heitmann uiting aan heeft gegeven.

Op een maandagavond in een metro in Amsterdam wordt een zitplaats tussen mij en een medereiziger bezet door een leeg bekertje McFlurry. Ik wend mijn blik van de medereiziger af, een vrouw die nogal boos naar het afval aan het kijken is. Ik hoop dat ze niet denkt dat het bekertje van mij is. Uiteindelijk durf ik haar toch in de ogen te kijken, waarna we een gesprek voeren over het scheiden van plastic afval. Ze zegt: “bij ons moet je er voor de hoek omlopen en wie weet belandt het allemaal wel op een grote hoop”.

Zij stapt uit, ik stap over in een metro waarin niemand opkijkt van zijn of haar telefoon. Ik vraag mij af welke gesprekken je misloopt door steeds op je telefoon te kijken. Hoe ik in de metro had gezeten toen ik nog wel internet op mijn telefoon had. Of er een verschil is tussen de wereld waar ik naar keek op mijn scherm toen ik nog 4G had en de wereld waarin ik me bevind wanneer ik gesprekken voer over afvalscheiding.

“Le corps est notre moyen général d’avoir un monde” (het lichaam is een algemeen instrument om een wereld te hebben), schreef de Franse filosoof Maurice Merleau-Ponty in zijn Phénoménologie de la perception. Voor Merleau-Ponty was de wereld geen vanzelfsprekendheid, geen gegeven dat je kunt analyseren en al zeker niet zuiver kunt analyseren. Om de betekenissen van de wereld te kunnen ontrafelen is het ten eerste noodzakelijk om die wereld te ervaren, door betrokkenheid en interactie met die wereld dus. Hij benadrukt dat je de wereld waarneemt door een lichamelijk in-de-wereld-zijn. Het lichaam waarmee je de wereld waarneemt bevindt zich tegelijkertijd ook in die wereld: er is voor Merleau-Ponty dus sprake van een dubbele structuur. Hij beweert dat die ervaring zowel sentant (voelend) als sensible (gevoelig) is. Kijken is zowel ziend als zichtbaar, tast is zowel tastend als betast, horen zowel luisterend als beluisterd. Een van mijn guilty pleasures is bijvoorbeeld het opzoeken van ‘dance tutorials’ of ‘lyric videos’, omdat ik een lichamelijk genot ervaar door te kijken naar mensen die goed kunnen dansen of ik zing mee met mensen die goed kunnen zingen. Sterker nog, bij mij worden kijken en horen ook sentant. Merleau-Ponty zou deze guilty pleasures ook scharen onder een lichamelijk in-de-wereld-zijn. Hij gaat zelfs nog een stap verder door te zeggen dat lichamelijke ervaringen herkenbaar zijn juist omdat ze lichamelijk zijn. Gebaren, handelingen en andere uitingen zoals zweet, wondjes of blauwe plekken die de lichaamservaring in zich draagt, brengen betekenissen en herkenning met zich mee omdat die bepaalde culturele waarden hebben. Denk bijvoorbeeld aan een film als Black Swan, waarin scènes voorkomen die de nadruk leggen op de wonden op de rug van de hoofdpersoon, hoe velletjes van haar nagelriemen eraf getrokken worden of het gekraak wat je hoort wanneer er wordt ingezoomd op een dansende voet. Stuk voor stuk fysieke scènes die je als kijker fysiek raken en je laat grijpen naar je voeten en vingers om te voelen dat ze niet dezelfde zijn als de voeten en vingers waar je op dat moment naar aan het kijken bent.

Een voorstelling waar die dubbele structuur van Mearleau-Ponty zichtbaar wordt is het Movement Concert van Andrew Greenwood. Hier vindt een interactie plaats tussen Greenwood als dirigent, het publiek en zijn groep dansers bestaande uit verschillende leeftijden. Zijn dansers voeren verschillende soorten bewegingen uit die voor de meest aritimische leken nog makkelijk te volgen zijn. Nadat het publiek zich in een passieve kijkhouding heeft kunnen wanen, worden ook zij uitgenodigd om mee te bewegen, soms zittend op een stoel, soms staand. Hier wordt kijken zowel ziend als zichtbaar. Langzaam begin ik te denken: wat doe ik hier? Is dit dans? Nee, dit is geen dans, dit is tijdverspilling. Moet ik hier zo nog iets over kunnen zeggen? Waarom wordt dit gemaakt? Wat is het standpunt van Andrew Greenwood? En hoe meer ik hierover nadenk, hoe zelfbewuster ik word. Noestig op zoek naar een uitweg, verval ik in scepsisme en schaamte.

Misschien zitten we wel te veel in ons hoofd. En door ons te laten verleiden tot  24/7 schermstaren zitten we in wat mogelijkerwijs andermans hoofden kunnen zijn. Want ook in dit “digitale panopticon” construeren we verhalen voor anderen. Deze collectieve vorm van zelfexpressie is immers de drijvende kracht achter sociale media. Misschien kunnen we pas weer aandacht geven aan het collectief ervaren van de wereld om ons heen als we geconfronteerd worden met ons eigen lichaam en het lichaam van een ander. Zo heeft schrijfster en kunstenares Miranda July de app Somebody ontwikkeld, die aan vreemden vraagt om jouw tekstberichtjes te bezorgen aan je vrienden. De app werd samen met een korte film gelanceerd als onderdeel van een project dat van augustus 2014 tot en met oktober 2015 liep met als eindboodschap: “Somebody has disappeared from the world forever. But you’ll still be here. And your friends are too. And there are strangers everywhere”. July bood hiermee een manier om de ontlijving van de publieke ruimte tegen te gaan door een beroep te doen op de omgeving die van nature belichaamd is.

De laatste tijd denk ik, ‘wat blijft er nog over van die fysieke collectieve ervaringen als we allemaal naar een schermpje aan het staren zijn?’ Toen ik een aantal maanden geleden in de trein zat op weg naar Antwerpen werd er omgeroepen dat we niet door konden rijden en nog ongeveer tien minuten stil zouden staan. Wij, de treinreizigers, rolden met onze ogen, zeiden mompelend tegen elkaar ‘typisch weer hè’ en zochten dan naar een WiFi-netwerk zonder wachtwoord of waren al voorbereid met tien gedownloade afleveringen van Black Mirror. Een andere keer in de metro, het was rustig of althans, er waren een stuk of dertig reizigers die naar hun telefoonscherm staarden. Er kwam een man binnen. Hij vloekte, dronk, spuugde en vroeg geld, al was het door zijn gestrompel en gemompel moeilijk te achterhalen aan wie van ons precies. Hij was luid. Er bestaat een balans tussen intonatie, volume en klank waardoor een mens zich onveilig kan voelen – neem de Damschreeuwer bijvoorbeeld. Vier haltes later stond er een team van politieagenten op het perron die hem uit de metro verwijderde. Wij, de reizigers, keken elkaar aan, zochten elkaars blik en dachten ‘ja dat was inderdaad heel raar net’, voordat we weer op onze telefoons keken.

Er is een neiging om bij gedeelde ervaringen te zoeken naar bevestiging van anderen. Om te weten dat je zelf niet aan het doordraaien bent als er iemand in jouw buurt is waardoor je je onveilig voelt. Ook bij banale dingen hebben mensen nog steeds de drang om een mening door een ander te laten bevestigen (‘ja, erg hè dit, het blijft nog wel een aantal dagen zo hard regenen, las ik vandaag’). Maar tegenwoordig is de tendens om dat wat we ervaren met anderen niet te delen met diezelfde mensen, maar online te zetten. Een hedendaagse vorm van een lichamelijk in-de-wereld-zijn is wanneer je mensen naar hun broekzak ziet grijpen: een teken dat ze op zoek zijn naar hun mobiele telefoon.

“The digital medium strips communication of tactility and physicality”, schreef de filosoof Byung-Chul Han in zijn In the Swarm. Ook filosoof Hans Schnitzler, schrijver van Kleine filosofie van de digitale onthouding, beschrijft dat die ontlijving “ten koste gaat van datgene wat aan de basis ligt van menselijke sociabiliteit: het vermogen te raken en geraakt te worden, een vermogen dat in onze tactiliteit, onze tastzin, verankerd ligt.” In de dans wordt die tastzin opgeroepen: we worden er akelig van of verveeld zoals bij Siri Loves Me. Bij het Movement Concert voelde ik mij bekeken en beschaamd. Door woorden te geven aan een dansvoorstelling, geven we woorden — en vooral aandacht — aan onze tastzin en lichaamstaal: waarom word ik er akelig van? Waarom vind ik het beschamend om bewegingen in een groep uit te voeren? Kortom: wat doet het lichaam van een ander? Alleen door een wereld die belichaamd is kunnen wij geraakt worden en dat is een prachtige positie die de danskunst kan innemen. Misschien moeten we, als aanvulling op de piano, een dansvloer leggen in een stationshal. Liever nog dan schrijven over dans, zou ik dit essay willen dansen.

Eindessay van cursist Ilona Roesli, gepresenteerd tijdens Moving Futures Festival 2018 Editie Tilburg. Geschreven ihkv Schrijfcursus Dans & Durf, een project voor creatieve schrijvers die nieuwe woorden durven zoeken voor dans, door Domein voor Kunstkritiek & DansBrabant (sept. 2017 – jan. 2018).